Heel lang geleden stonden de Goden nog zo dicht bij de mensen dat de Goden de mensen vaak bezochten. Die Goden bestonden uit Brahma, Vishnu en Shiva. Deze drie Goden maakten onderdeel uit van één universele kracht waarbij Brahma de God was die alles maakte en creëerde. Zo maakte hij de mensen, planten, dieren,water, noem maar op.

Vishnu zorgde ervoor dat alles wat Brahma in het universum maakte, in stand bleef. Hij paste er dus goed op en onderhield deze goed.

Aan alles wat er was, moest ook weer een einde komen. Deze vernietigende taak was de taak van Shiva. Hij zorgde, als het zover was, dat er een einde kwam aan alles wat gemaakt was door Brahma. Ook zorgde hij ervoor dat het hierna weer terugkwam bij Brahma. Zo ontstond er balans en een kringloop in alles wat leefde; het kwam, het was er, en het ging weer, het kwam weer en ga zo maar door.